Aspecifieke lage rugpijn
Aspecifieke lage rugpijn, ook bekend als aspecifieke lage rugklachten, vormt de meest voorkomende vorm van lage rugpijn. De symptomen, ontstaanswijze en locatie van de klachten kunnen sterk variëren tussen patiënten. Doorgaans wordt lage rugpijn onderverdeeld in specifieke lage rugpijn en aspecifieke lage rugpijn. Bij aspecifieke lage rugpijn ervaart de patiënt klachten waarvoor momenteel nog geen specifieke oorzaak kan worden vastgesteld. In gevallen waarbij wel een identificeerbare structuur wordt gevonden die de rugpijn veroorzaakt, wordt gesproken van specifieke lage rugpijn. Dit kan soms wijzen op een ernstiger rugprobleem, zoals bijvoorbeeld een hernia.
Aspecifieke lage rugpijn vertegenwoordigt veruit de grootste groep patiënten met lage rugpijn, waarbij ongeveer 90% van alle mensen met lage rugpijn aspecifieke klachten ervaart. De duur van een periode van lage rugpijn wordt ingedeeld in acuut (0-6 weken), subacuut (7-12 weken) en chronisch (langer dan 3 maanden). Als er binnen een jaar meer dan twee periodes van lage rugpijn optreden, wordt dit recidiverende lage rugpijn genoemd. De diagnose 'aspecifieke lage rugpijn' kan frustrerend zijn voor de patiënt, omdat deze graag de achterliggende oorzaak van de rugklachten wil kennen. Ondanks het ontbreken van een specifieke aanwijsbare structuur die de klachten veroorzaakt, nemen fysiotherapeuten en specialisten deze klachten zeer serieus.
Er wordt vermoed dat veroudering, slijtage of letsel aan een tussenwervelschijf een belangrijke rol speelt bij het ontstaan van aspecifieke lage rugpijn. Andere mogelijke oorzaken zijn letsel aan de banden, spieren of (facet)gewrichten van de wervelkolom. Over het algemeen zijn meerdere structuren gezamenlijk verantwoordelijk voor de ervaren rugklachten.
De pijn in de onderrug staat op de voorgrond en kan uitstralen naar de bilregio of bovenbenen. De pijn kan verergeren door bepaalde houdingen en bewegingen, zoals tillen of het aannemen van een ongunstige werkhouding. Ochtend- of startstijfheid kan voorkomen. Over het algemeen is de patiënt verder gezond zonder algemene ziekteverschijnselen zoals koorts, misselijkheid of gewichtsverlies. De pijn kan continu aanwezig zijn of in episodes verlopen, waarbij de eerste episode doorgaans tussen het 20e en 50e levensjaar begint. Klachten die kunnen wijzen op specifieke lage rugpijn zijn onder andere doof gevoel tussen de benen, ongewild urineverlies, plotseling sterk toenemend verlies van spierkracht, constante pijn die onafhankelijk van rust of beweging toeneemt, veranderingen in het gevoel of pijn in het been onder de knie, en tekenen van infectie.
De diagnose wordt gesteld door specifieke kenmerken van specifieke lage rugpijn uit te sluiten. De voorgeschiedenis van de patiënt, de ervaren klachten en het fysiotherapeutisch onderzoek zijn vaak voldoende om de diagnose te stellen. Uitgebreid beeldvormend onderzoek zoals röntgenfoto's, CT-scans, of MRI's kunnen soms behulpzaam zijn bij het beoordelen van de klachten, maar zijn vaak overbodig en bieden weinig inzicht in de rugpijn die de patiënt ervaart.
Ondanks het ontbreken van een specifieke structuur in het lichaam die kan worden aangewezen, is behandeling vaak mogelijk. Bij acute lage rugpijn wordt geadviseerd (gedoseerd) actief te blijven, zoals regelmatig wandelen en rugoefeningen doen. Bedrust draagt doorgaans niet bij aan het herstel. Ontstekingsremmers of spierverslappers kunnen soms worden ingezet. In de meeste gevallen verdwijnen de klachten bij 80-90% van de mensen binnen vier tot zes weken. Als klachten na drie weken niet afnemen, is het raadzaam een fysiotherapeut te bezoeken voor advies. In de chronische fase heeft oefentherapie een beter resultaat dan geen behandeling.
Maak hier je afspraak