Acromioclaviculair letsel
Het gewricht tussen het sleutelbeen en de bovenkant van het schouderblad, bekend als het acromioclaviculaire gewricht of 'AC-gewricht', kan beschadigd raken bij een ontwrichting, waarbij de stabiliserende banden en kapsels van het gewricht worden aangetast.
AC-gewrichtsletsels worden vaak waargenomen bij wielrenners, wintersporters en judoka's, die een verhoogd risico lopen om op de bovenkant van de schouder te vallen, wat een veelvoorkomende oorzaak is van acromioclaviculaire ontwrichting (luxatie).
Het sleutelbeen is verbonden met het schouderdak (acromion) via het AC-gewricht, gelegen aan de bovenste en buitenste rand van het schouderblad. Het gewricht wordt bijeengehouden door gewrichtsbanden.
Wanneer krachten op het AC-gewricht te groot worden, bijvoorbeeld door een ongeluk of val, kunnen de banden en het gewricht beschadigen. Bij voldoende kracht kan het sleutelbeen zelfs uit de kom schieten.
Letsels aan het AC-gewricht worden ingedeeld in zes niveaus. Vanaf graad III is er sprake van een verplaatsing van het sleutelbeen.
Het letsel ontstaat meestal door een val op de punt van de schouder, waarbij de arm tegen het lichaam blijft of voor het lichaam langs gaat.
Vaak is de pijnlijke plek gemakkelijk aan te wijzen. Het opwekken van klachten kan plaatsvinden door druk uit te oefenen op of rondom het AC-gewricht. De pijn intensifieert bij het naar voren bewegen van de schouder of wanneer de schouder ontspannen naar beneden hangt. Mogelijk is er sprake van zwelling.
Bij ernstig letsel (vanaf graad III) is het duidelijk zichtbaar dat het sleutelbeen niet meer correct op zijn plaats zit, aangezien het uiteinde ervan uitsteekt. Gezien de locatie direct onder de huid is dit visueel waarneembaar.
De diagnose wordt gesteld op basis van het patiëntenverhaal en een fysiek onderzoek. Soms is er een opvallend verschil in verschijning tussen de linker- en rechterschouder. Graad III en hoger kunnen relatief eenvoudig worden vastgesteld vanwege de afwijkende positie van het sleutelbeen. Graad I en II kunnen worden vastgesteld met behulp van fysiotherapeutische tests, waarbij het voorlangs passief bewegen van de bovenarm naar de borst (horizontale adductie) vaak pijnlijk is. Een echo kan eventuele schade aan het AC-gewricht zichtbaar maken.
De behandeling hangt af van de ernst van het letsel. Graad I en II worden altijd zonder operatie behandeld, terwijl graad IV tot VI wel chirurgische interventie vereisen. Graad III heeft minder duidelijke behandelrichtlijnen; fysiotherapie wordt vaak gestart, en een operatie wordt overwogen als de resultaten onvoldoende zijn.
Initiële behandeling voor graad I, II en III omvat rust, koeling, en het gebruik van een sling (mitella). Fysiotherapie kan al bij graad I direct worden gestart, terwijl bij graad II en III dit na 14 tot 21 dagen mogelijk is. Bij ernstige verplaatsing van het sleutelbeen kan dit pas na 6 weken. Tape kan extra ondersteuning bieden aan het AC-gewricht. De gewrichtsbanden herstellen volledig na 8 tot 12 weken, waarna het toegestaan is om zwaar te tillen of te sporten, op voorwaarde dat de schouder volledig pijnvrij kan bewegen.
Een operatie omvat het terugplaatsen en fixeren van het AC-gewricht op de juiste positie, vaak met behulp van een kunstmatige gewrichtsband die aan het sleutelbeen wordt bevestigd. Na de operatie vereist de arm 6 weken ondersteuning in een sling, waarbij fysiotherapie direct kan worden gestart. Het volledige herstel na een operatie duurt ongeveer een half jaar.
Maak hier je afspraak